Dit doen wij

Fosfaatreductieplan bekendgemaakt

Geplaatst: 17-02-2017

17 februari jongstleden is het fosfaatreductieplan bekendgemaakt in de Staatscourant. Hierin zijn regels opgenomen m.b.t. de volgende onderdelen;

-       Boete bij te hoog aantal melkkoeien

-       Boete bij te hoog aantal overig rundvee

-       Solidariteitsheffing

-       Bonusregeling

-       In- en uitscharing vee in de referentieperiode

 

De fosfaatproductieregeling gaat van kracht in vijf verschillende tijdvakken:

1e periode: Maart en april

2e periode: Mei en juni

3e periode: Juli en augustus

4e periode: September en oktober

5e periode: November en december

 

Aantal GVE:

  1. 0,23 GVE voor een rund van 0 tot 1 jaar

  2. 0,53 GVE voor een rund van 1 jaar of ouder dat nog niet gekalfd heeft

  3. 1 GVE voor een rund dat ten minste eenmaal heeft gekalfd

 

Reductie in perioden:

  1. 5% voor elke maand in periode 1

  2. 10% voor elke maand in periode 2

  3. Ten hoogste 20% voor elke maand in periode 3

  4. Ten hoogste 40% voor elke maand in de perioden 4 en 5

 

De verminderingspercentages voor de periode van 3 tot en met 5 worden uiterlijk op de laatste dag van de voorafgaande periode bekendgemaakt in de Staatscourant. 1 oktober 2016 is de uitgangsdatum waar deze reductie op berekend moet worden. De referentie voor het aantal GVE’s dat een bedrijf heeft is 2 juli 2015.

 

Boete bij te veel aantal runderen (melkveehouders)

De hoogte van de geldsom wordt bepaald door het gemiddeld aantal runderen in de desbetreffende maand, verminderd met het referentieaantal, te vermenigvuldigen met 240. Dit betekent per periode van 2 maanden een vermenigvuldiging van 480.

In maart hoeft er geen boete betaald te worden, in april moet er 480 per te veel gehouden runderen betaald worden. Wanneer er 1 GVE te veel gehouden wordt, moet er een boete betaald worden over het totaal aantal te veel GVE’s in vergelijking met de referentie van 2 juli 2015.

Als uitzondering geldt dat als in de tweede maand van een periode het gemiddeld aantal runderen overeenkomt met of lager is dan het doelstellingsaantal voor de maand, de geldsom voor de eerste maand niet betaald hoeft te worden.

 

Boete bij te veel runderen (houders rundvee overig)

Voor houders van runderen die geen producent zijn van koemelk geldt de referentiedatum van 15 december 2016. Wanneer er meer runderen gehouden worden dan op die datum aanwezig volgt er een boete. Wanneer er een te veel aantal runderen aanwezig zijn in de tweede maand van een referentieperiode (vergeleken met de referentiedatum) wordt dit vermenigvuldigd met 480.

Wanneer er na de referentieperiode minder dan 2 runderen op een bedrijf zijn aangevoerd is er geen geldsom verschuldigd. Ook wanneer er geen aanvoer is geweest van buiten het bedrijf (enkel eigen aanwas) is er geen geldsom verschuldigd, ook al is er een toename van het aantal GVE.

Deze regeling is niet van toepassing voor een bedrijf dat in een betreffende periode 5 runderen of minder houdt.

 

Solidariteitsheffing

Er moet een solidariteitsheffing betaald worden wanneer er meer koeien gehouden zijn in een periode dan op referentie staat (2 juli 2015 min 4% wanneer u niet grondgebonden bent), maar wel wordt voldaan aan de eis uit een bepaalde periode. De solidariteitsheffing bedraagt in de maand april het gemiddeld aantal runderen verminderd met het referentieaantal vermenigvuldigd met 112. Voor de overige maanden moet het aantal runderen verminderd met het referentieaantal vermenigvuldigd worden met 56.

De solidariteitssom is niet verschuldigd wanneer er een boete betaald moest worden voor het te veel aantal GVE’s of wanneer het gemiddeld aantal runderen gelijk of lager is (in de tweede maand van een periode) dan zijn referentie (2 juli 2015 min 4% wanneer u niet grondgebonden bent).

In de maand maart hoeft geen solidariteitsheffing betaald te worden.

Wanneer men in de tweede maand van een periode niet aan de referentieperiode kan voldoen, moet men over beide maanden solidariteitsheffing betalen.

 

Bonus geldsom

Er kan een bonus verdiend worden wanneer er in een maand, met uitzondering van maart, gemiddeld minder runderen aanwezig zijn dan het referentieaantal. De hoogte van de geldsom bedraagt het aantal runderen dat verminderd is in deze maand vermenigvuldigd met 120. In periode 2 en 3 het gemiddeld aantal verminderde runderen in een maand vermenigvuldigd met 60. In perioden 4 en 5 bedraagt dit het gemiddeld aantal verminderde runderen vermenigvuldigd met 150.

Deze bonus kan enkel verkregen worden tot een daling van 10% in vergelijking met de referentie.

Deze bonussen moeten betaald worden uit de opbrengsten van de boetes. Wanneer deze opbrengsten te laag zijn wordt het bonusbedrag verlaagd.

Wanneer er meer boetes betaald worden dan bonussen zal na de 5e periode gekeken worden op welke bedrijven er gemiddeld minder runderen werden gehouden dan op 1 oktober 2016. Deze bedrijven zullen een nog nader te bepalen geldsom krijgen per rund dat ze in december minder gehouden hebben dan op 1 oktober 2016.

 

In- en uitscharing

Wanneer een rundveehouderij kan aantonen dat er tussen 1 januari 2015 en 2 juli 2015 runderen naar een ander bedrijf zijn gebracht en deze tussen 3 juli 2015 en 31 december 2015 teruggebracht naar het eigen bedrijf, kan de minister op verzoek het referentieaantal verhogen in de periode 1 en 5. Mits het bedrijf waar deze dieren gehouden werden in de tussenliggende periode aantoonbaar instemt met de verlaging van het referentieaantal in die perioden.  Wanneer het verzoek wordt gehonoreerd en er tevens runderen op het andere bedrijf aanwezig waren op 1 oktober 2016, kan dit aantal worden verhoogd met de runderen die op het andere bedrijf aanwezig waren.

Wanneer er geen runderen in 2015 waren uitgeschaard maar wel in 2016, kan de minister op verzoek van de houder het doelstellingsaantal van die houder in de perioden 1 en 5 verhogen, indien de inschaarder hier aantoonbaar mee instemt. Dit betekent een verlaging van zijn doelstelling.

Een inschaarder (bijvoorbeeld jongveeopfokker) kan een verzoek indienen bij de minister om zijn perioden 2 tot en met 4 het gemiddeld aantal runderen (van 15 december 2015) te verhogen met het aantal runderen dat op dit bedrijf aanwezig was op 1 oktober 2016, mits de uitschaarder ermee instemt dat dit aantal bij hem in mindering wordt gebracht.

 

Bedrijfsovername en bijzondere omstandigheden

-         Wanneer een bedrijf is overgenomen na 2 juli 2015, kan de minister het referentieaantal van de houder op zijn verzoek verhogen met het referentieaantal dat op grond van deze regeling van toepassing zou zijn geweest.

-         Wanneer op een melkveehouderij of overig rundveebedrijf aangetoond kan worden dat het referentieaantal minimaal 5% lager is door bouwwerkzaamheden, diergezondheidsproblemen,vernieling van melkveestallen of ziekte of overlijden van een persoon uit het samenwerkingsverband van de houder of een bloed- of aanverwant in de eerste graad, kan de minister op verzoek het referentieaantal bepalen aan de hand van het aantal runderen dat voor de intreding van deze buitengewone omstandigheden is geregistreerd.

-         Wanneer er een niet-melkveehouderij meldt dat er na 15 december 2016 een beëindigd bedrijf is overgenomen, kan de minister het aantal runderen dat op 15 december 2016 werd gehouden, verhogen met het aantal runderen dat op 15 december 2016 van toepassing zou zijn geweest. Bij gedeeltelijke overname zal dit na ratio worden verhoogd.  Een dergelijk verzoek moet uiterlijk op 1 april 2017 worden ingediend, danwel 1 maand na de bedrijfsoverdracht indien deze overdracht na 1 maart 2017 heeft plaatsgevonden.

 

Vleeskalverenhouders

Deze regeling is niet van toepassing voor vleeskalverenhouders. Definitie vleeskalverenhouders: ‘houder die uitsluitend mannelijke en vrouwelijke runderen jonger dan een jaar houdt en welke uitsluitend door de houder worden afgevoerd voor de slacht.’

 

Onze adviseurs Rud van Herk en Martine Joling beantwoorden graag uw vragen over het fosfaatreductieplan.

Nieuws overzicht